Of je nu besluit langs de Chinese muur te trekken, je proefschrift te voltooien of een mooi fotoalbum van je kleinkinderen te maken: “doen wat je écht graag wil, een doel hebben in je leven, is het belangrijkste wapen tegen kanker”, vindt Hans Moolenburgh (1925). Wat de 90-jarige dokter zijn patiënten voorschrijft, leeft hij zelf ook na. Hij eet gezond, werkt nog vier dagen per week en houdt veel lezingen. “Ik vind het léuk te studeren, te volgen wat er op de markt is en ik schrijf graag boeken.”
Veel kleine jongetjes zien zichzelf later als brandweerman of piloot. Zo niet Hans Moolenburgh. “Ik wist op mijn zesde al dat ik dokter zou worden en ik heb nooit wat anders gewild.” Zijn keuze was niet zo gek, want Moolenburgh stamt uit een artsengeslacht. Een verre voorvader hield zich al bezig met de bestrijding van de pestepidemie. Dat hij zich tijdens zijn studie interesseerde voor de alternatieve geneeskunde is evenmin vreemd.
“Mijn grootvader was als huisarts al een vernieuwer. Hij zette zich in Groningen in voor het aanleggen van een waterleiding. Hij had ook een kruidentuin en brouwde zelf geneesmiddelen.
Moolenburgh volgde zijn hart. Inmiddels heeft hij al vijftig jaar een praktijk in Haarlem, aanvankelijk als huisarts en arts voor natuurgeneeswijzen, nu legt hij zich alleen nog toe op de natuurgeneeskunde.
“Artsen kun je niet maken, die worden zo geboren”, is zijn overtuiging. “Een goede arts weet wat hij kan en wat hij niet kan en hij heeft iets extra’s. Je zou het charisma kunnen noemen, iets waarmee je patiënten overtuigt. Ik zie mijzelf als een doorgeefluik van onze lieve Heer. Dat mensen hier somber de kamer binnenkomen en er lachend weer uitgaan, krijgen ze niet van mij maar van God.”
Patiënten vrolijk naar huis laten gaan ziet Moolenburgh als een van zijn belangrijkste taken. “Als je opgewekt bent, wordt je immuunsysteem sterker. Daarmee houd je kanker op een afstand. Vaak gaat het zo dat mensen die genezen zijn verklaard, van hun oncoloog te horen krijgen: ‘het gaat nu goed, maar u moet wel bedenken dat de kanker weer terug kan komen’. Daar maak je mensen somber mee. Dat geeft een knauw aan het immuunsysteem. Ik probeer mensen een positief, blij gevoel te geven, zodat ze denken: hé, ik kan zelf ook een heleboel doen.”
Levensmelodie
Moolenburgh heeft veel geleerd van de psychotherapeut Lawrence LeShan.
“Zijn visie is: ieder mens heeft zijn eigen levensmelodie. Door opvoeding, school en dergelijke leert hij een andere melodie te zingen. Op een gegeven moment weet hij niet meer wat zijn eigen melodie is. Als je dat te lang doet, kun je ziek worden.”
Moolenburgh heeft vele patiënten gezien die door hun ziekte weer hun eigen melodie zijn gaan zingen. “Die zijn een stuk gelukkiger geworden.” Samen met de patiënt gaat Moolenburgh op zoek naar datgene wat die echt graag wil.
“Ik heb een patiënt gehad die een droom waarmaakte door airdaleterriërs te gaan fokken. Die heeft negen jaar langer geleefd dan iedereen gedacht had.”
Toen Moolenburgh net begon als huisarts kwam kanker veel minder voor. Hij haalt er een boek bij uit de grote boekenkast – het eerste van een grote berg die zich tijdens het gesprek steeds verder opstapelt. “De statistieken liegen er niet om. Tussen 1920 en 1970 is het voorkomen van kanker wereldwijd twintig keer zo hoog geworden.
Alleen al in Duitsland is het aantal gevallen van kanker tussen 1980 en 1995 met 65 procent gegroeid.
Dat komt voor een groot deel door ons verontreinigde milieu.
Er zijn zo’n zeventigduizend nieuwe stoffen bijgekomen waarvan we niet weten wat ze doen. Om nog maar niet te spreken van alle elektromagnetische velden, zoals van GSM-masten. Daarom neemt ontgifting tegenwoordig een veel grotere plaats in de behandeling van kanker in dan vroeger.”
Madeliefjes
In principe wordt ieder mens met een ‘schoon’ lichaam geboren. Verkeerde voeding, milieuvervuiling en andere factoren verontreinigen het lichaam.
Zo kan een broedplaats voor ziekte ontstaan. Dat is het basisprincipe van de ‘terreingeneeskunde’, waarvan de Franse wetenschapper Claude Bernard, een tijdgenoot van Louis Pasteur, een groot pleitbezorger was. “In mijn tuin groeien op sommige plaatsen madeliefjes omdat er kalk in de bodem zit en bij de wachtkamer kan een vlier omhoogschieten als ik niet oppas omdat de grond vochtig is”, geeft Moolenburgh als voorbeeld.
Zo is het ook in het lichaam: kanker ontstaat omdat het terrein niet schoon is. Kanker is dus niet zoals bij de traditionele geneeskunde het begin, maar het eindstadium van een ziekte. “Daarom moet niet alleen het gezwel worden verwijderd, maar daarna het hele terrein worden schoongemaakt, zodat de kanker geen nieuwe kans krijgt.”
Bij iedere patiënt bekijkt Moolenburgh op welke niveaus deze ontgift moet worden.
Hij onderscheidt er drie: lichaam, ziel en geest. “Iemand die zijn hele leven slecht gegeten heeft, twee pakjes sigaretten per dag heeft gerookt en veel heeft gedronken, maar ontzettend gelukkig is, hoef ik niet geestelijk schoon te maken. Lichamelijk natuurlijk wel. Eigenlijk zou ik elke patiënt met een team willen behandelen”, verzucht hij. “Kanker is zó’n totale ziekte, dat vergt ook een totale behandeling.”
Lichtfotografie
Om het lichaam weer schoon te maken is vooral goede voeding belangrijk, zegt Moolenburgh.
“Dat maakt veertig tot vijftig procent van de therapie uit.” Voedsel zo vers en rauw mogelijk, met zoveel mogelijk enzymen en levenskracht. “Dat kun je meten met lichtfotografie (Kirlian-fotografie).” Hij laat een foto zien van een blad: meteen nadat het geplukt is, heeft het blad een krans van licht om zich heen; op een foto van een paar dagen later is de stralenkrans verdwenen.
Moolenburgh volgt voor een deel de richtlijnen van Cornelis Moerman. Hij heeft de Vlaardingse huisarts van nabij meegemaakt. “Geniaal en lastig”, typeert hij met pretoogjes de grondlegger van de Moermantherapie. “Zijn grote verdienste was dat hij het aandurfde om een biologische therapie toe te passen op kanker. Hij was een absolute pionier, een man met een fantastische klinische kennis. Met één blik kon hij zien: jij hebt een vitamine-B3-tekort. Daar heb ik heel veel van geleerd.”
Therapietrouw
In een aantal opzichten wijkt Moolenburgh af van Moermans voorschriften. Hij verdeelt zijn patiënten in drie groepen volgens de leer van wetenschapper Kelley.
Vrijblijvend het dieet volgen is er bij dokter Moolenburgh niet bij.
“Therapietrouw is heel belangrijk; voeding is de basis van de therapie. Dus niet af en toe een keer zondigen op een verjaardag, want er zijn altijd verjaardagen en zo verwatert het hele dieet binnen een jaar. Mijn assistente, die al 45 jaar bij mij is, controleert daar héél streng op. Bij elk bezoek vraagt ze: heb je je aan de regels gehouden?”
Dat betekent niet dat ‘zondaars’ bestraft worden. “Nee”, zegt Moolenburgh liefdevol, “op zieke mensen word je niet boos. We proberen mensen enthousiast te maken, dat hoort ook bij de therapie. Mijn assistente gaat dan samen met mensen om de tafel zitten. Die ziet het als een sport om het dieet léuk te maken.” Soms doet hij ‘weleens iets heel gemeens’, bekent hij. “Dan bied ik mensen een kopje thee aan en als ze automatisch naar de suiker grijpen, zeg ik: ha, betrapt!”
Niet dat de dokter dan een pak slaag uitdeelt. “Een dieetovertreding is vaak een reden om een gesprek te beginnen. Dat heb ik van LeShan geleerd. Suiker is meestal een troostmiddel. Ik probeer uit te zoeken waarom iemand dat nodig heeft.”
‘Medische verschuifkunde’
“Medische verschuifkunde”, noemt Moolenburgh de reguliere geneeskunde.
“Het onderdrukken van symptomen met bijvoorbeeld antibiotica, waardoor ze op een andere manier weer de kop opsteken.” Dat betekent echter niet dat hij een tegenstander van de reguliere geneeskunde is.
“Ik ben absoluut niet tegen de orthodoxe geneeskunde. Bij de behandeling van kanker is het bij mij èn-èn, niet òf-òf. Borstkanker móet eerst geopereerd worden, daarna gaan we schoonmaken. Als chemotherapie nodig is, dan moet dat. Ik ben niet voor chemotherapie als preventie, het middel geeft een enorme gifbelasting voor het lichaam, maar ik heb vooral goede resultaten gezien bij de behandeling van zachte tumoren als Hodgkin, non-Hodgkin en leukemie.”
Er is niet één methode de beste, constateert Moolenburgh. “Ik heb vele genezingen van kanker gezien en dat was meestal te danken aan een combinatie van beide behandelmethodes. Beide hebben geen absoluut gelijk.
Je moet het eigenlijk zien als twee handen.
De orthodoxe geneeskunde is de ‘harde’ rechterhand. Die werkt met stralen en snijden. De ‘zachte’ linkerhand streelt en geeft vriendelijke medicijnen. De een kan niet zonder de ander: je kunt niet handelen met de ene hand op de rug gebonden.” Beide partijen maken fouten, is zijn ervaring. “Alternatieve artsen moeten oppassen niet te aanmatigend te zijn. Ze hebben weleens de neiging zich af te zetten tegen de orthodoxie en willen eerst hun eigen methode beproeven om de tumor te verkleinen. Ik vind: eerst de tumor eruit, daarna behandeling.”
De aanpak van reguliere artsen is ook niet altijd in orde. Dat heeft Moolenburgh zelf meegemaakt. Het praten erover valt hem niet gemakkelijk. Vier jaar geleden stierf zijn toen veertigjarige dochter Elizabeth aan een zeer zeldzame, moeilijk te ontdekken maagkanker. Ze had al enige tijd ernstige maagklachten voordat de diagnose werd gesteld.
Haar levensverwachting werd op tien weken bepaald. De arts in het ziekenhuis stelde een zeer zware chemotherapie voor, met een kans van veertig procent op remissie, stilstand.
“Dat leek goed, maar ik zag Elizabeth, die zelf verpleegster was, ‘nee’ schudden. Dus vroeg ik aan de arts: ‘wat is de levensverwachting met die chemotherapie?’ Dat bleek vier maanden te zijn, een maand langer dan zonder chemotherapie.
Ook al zou er stilstand optreden, dan nog zou de kanker heel snel weer terugkomen.
Blijkbaar vindt men daar een maand extra al mooi. Dat vind ik zo erg. Zo moet je niet met patiënten omgaan. Je moet ze eerlijk vertellen wat ze te wachten staat.”
Elizabeth besloot de chemotherapie niet te ondergaan en stierf na tien weken. “Ik heb gelukkig één ding voor haar kunnen doen. Tot twee dagen voor haar dood heeft ze geen pijnstillers nodig gehad. Ik heb haar samen met een collega veel enzymen en goede sappen gegeven en we hebben haar emotioneel en spiritueel begeleid. Ze was een diepgelovige vrouw. We hebben dan ook veel voor haar gebeden. Toen ze zover was, ging ze rechtop zitten. Er gleden twee tranen over haar wangen en ze ging. Alsof een vogel wegvloog.”
Het is even stil in de ouderwetse spreekkamer. “Het was een zeer zeldzame kanker die ik maar één keer eerder had gezien bij een patiënt die had blootgestaan aan radioactieve straling. Dat is waarschijnlijk ook bij haar de oorzaak geweest: ze is een zomer met vakantie geweest naar Finland in hetzelfde jaar dat de kernreactor van Tsjernobyl ontplofte. Ook Finland werd toen met een radioactieve wolk besmet.”
Even later is de vrolijke stemming weer terug. Moolenburgh laat proeven van zijn leven als bestsellerauteur zien: boeken over engelen, een boek over toeval, een boek over zijn kruistocht tegen fluor in het drinkwater. Hij wil nog veel meer schrijven. Hij doet even een bibberend, oud mannetje na. Daar is hij nog niet aan toe. “Ik heb nog zoveel te doen.”
Bron artikel: ‘Uitzicht’ tijdschrift Moerman Vereniging